-
1 remettre
remettre [rəmetr]1 weer op zijn plaats zetten ⇒ opnieuw, weer leggen, weer zetten2 overhandigen ⇒ ter hand stellen, (terug)geven, overdragen3 uitstellen ⇒ opschorten, verdagen♦voorbeelden:remettre qn. à sa place • iemand op zijn nummer zettenremettre à neuf une maison • een huis opknappen, restaurerenremettre qc. en esprit, en mémoire • iets in herinnering brengen1 weer gaan zitten, staan, liggen ⇒ zich weer neerzetten♦voorbeelden:se remettre avec qn. • weer goede vrienden worden met iemandallons, remettez-vous • kom, kom tot jezelfv1) terugleggen3) uitstellen5) weer aandoen7) overdoen8) herkennen -
2 s'en remettre à qn.
s'en remettre à qn. -
3 abandonner
abandonner [aabãdonnee]1 verlaten ⇒ in de steek laten, achterlaten2 opgeven ⇒ afzien van, prijsgeven♦voorbeelden:abandonner qn. à son sort • iemand aan zijn lot overlatenabandonner la partie • (de strijd) opgevenfaire abandonner un projet à qn. • iemand van een plan afbrengen♦voorbeelden:1. v1) achterlaten, verlaten2) opgeven2. s'abandonnerv -
4 confier
-
5 pied
pied [pjee]〈m.〉2 voet ⇒ voeteneinde, onderkant, basis4 versvoet♦voorbeelden:1 de pied en cap • helemaal, van top tot teenmarcher en pieds de chaussettes • op kousenvoeten lopenavoir un pied dans la fosse, la tombe • met één been in het graf staanfaire le pied de grue • eindeloos staan wachtenfaire des pieds et des mains • hemel en aarde bewegenmettre les pieds dans le plat • een blunder begaanavoir les pieds sur terre • met beide benen op de grond staandes pieds à la tête • van top tot teenavoir bon pied, bon oeil • (nog, weer) helemaal in vorm zijn 〈 van bejaarde, herstellende〉de pied ferme • vastberadense lever du pied gauche, du mauvais pied • met het verkeerde been uit bed stappenpartir du pied gauche • zich (vastberaden) op weg begevenau pied levé • onvoorbereid, op stel en sprongavoir le pied marin • zeebenen hebbenpieds nus • blootsvoets, barrevoetspied plat • platvoetà pied sec • met droge voetenavoir pied • de bodem aanrakenavoir un pied qp. • ergens invloed hebbencasser les pieds à qn. • iemand aan z'n kop zeurenne pas savoir sur quel pied danser • niet weten waar men aan toe isfaire du pied à qn. • iemand met de voet een seintje geven; voetje vrijen met iemandcela lui fera les pieds • dat zal een lesje voor hem zijnlâcher pied • terrein verliezen, terugkrabbelenlever le pied • er (met het geld) vandoor gaanne pas se laisser marcher sur les pieds • zich niet op zijn kop laten zittenmettre le pied dehors • z'n neus buiten de deur stekenmettre les pieds qp. • ergens heengaan, komenmettre pied à terre • uitstappen, landen, afstijgenne plus pouvoir mettre un pied devant l'autre • geen stap meer kunnen verzettenperdre pied • geen vaste grond meer onder de voeten hebben 〈 ook figuurlijk〉; geen houvast meer hebbenremettre qn. sur pied • iemand weer op de been helpenne remuer ni pied ni patte • geen vin verroerentraîner les pieds • sloffenà pied • te voet, lopend〈 vulgair〉 je t'emmerde à pied, à cheval, en voiture! • je kan me verder de pot op!mettre qn. à pied • iemand de laan uitsturenpied à pied • voetje voor voetjesauter à pieds joints • hinkelen, springen met beide benen bij elkaaril ne sortira plus d'ici que les pieds en avant, devant • hij zal deze ruimte niet levend verlatenun portrait en pied • een portret ten voeten uit〈 figuurlijk〉 cela ne se trouve pas sous le pied d'un cheval • dat vind je niet op iedere straathoeksur pied • uit bed, op de beenmettre sur pied une affaire • een zaak op poten zettenpieds de céleri • selderijstengelsmettre qn. au pied du mur • iemand voor het blok zettenà pied d'oeuvre • klaar om te beginnenêtre à six pieds sous terre • zes voet diep onder grond liggen, dood en begraven zijnau pied de la lettre • in de letterlijke betekenis van het woordfaire un pied de nez • een lange neus makenpied de vigne • wijnstokau petit pied • in het klein(c'est) le pied! • (dat is) onwijs goed!il ne se mouche pas du pied • hij heeft nogal een hoge dunk van zichzelfse traîner aux pieds de qn. • iemand op z'n knieën smekenmettre sur le même pied • op één lijn stellenêtre traité sur le pied de • behandeld worden alssur un pied d' égalité • op voet van gelijkheidvivre sur un grand pied • op grote voet leven〈 informeel〉 comme un pied • heel slecht, waardeloosm1) voet2) versvoet -
6 rapporter
rapporter [raaportee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 rapporteren ⇒ verslag uitbrengen over, klikken5 toevoegen ⇒ opzetten, opnaaien7 in verband brengen ⇒ toeschrijven, toepassen♦voorbeelden:rapporter des on-dit • geruchten verspreiden, doorvertellen4 rapporter gros • veel opbrengen, opleverence champ rapporte • dat veld is vruchtbaar1 betrekking hebben (op) ⇒ overeenkomen (met), (terug)slaan op♦voorbeelden:¶ s'en rapporter à qn. • op iemand vertrouwen, zich op iemand verlatenje m'en rapporte à vous • ik laat het aan u overv1) wassen [zee]2) terugbrengen3) meebrengen4) rapporteren5) klikken6) opbrengen7) toevoegen8) annuleren -
7 s'en rapporter à qn.
s'en rapporter à qn.op iemand vertrouwen, zich op iemand verlaten -
8 camper
camper [kãpee]1 kamperen ⇒ tijdelijk verblijven, zich provisorisch installerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) kamperen2. se camper (devant)v -
9 politesse
politesse [pollietes]〈v.〉♦voorbeelden:brûler la politesse à qn. • iemand zonder groet verlaten, laten staanpar politesse • uit beleefdheidf
См. также в других словарях:
Glück — 1. Am Glück ist alles gelegen. Frz.: Il n y a qu heure et malheur en ce monde. Lat.: Fortuna homini plus quam consilium valet. 2. Bâr d s Glück hat, fürt di Braut hem. (Henneberg.) – Frommann, II, 411, 141. 3. Bei grossem Glück bedarf man gute… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon